Firma Petrus Regout, Maastricht

   

Petrus Laurentius RegoutPieter, Pierre of Pie Regout, bijgenaamd "meneer Pie" of "de pottekeuning" (Maastricht, 1801 – Meerssen, 1878), was een Nederlands  industrieel en politicus. Hij geldt als de pater familias van de Maastrichtse ondernemersfamilie Regout en was de grondlegger van de kristal-, glas- en aardewerkfabriek P. Regout & CO. / De Sphinx (1834-2009).


https://www.historischnieuwsblad.nl/de-pottenkoning/
Auteur:Paul van der Steen

De pottenkoning
Terwijl in een groot deel van Nederland de industrialisatie nog op gang moest komen, verschafte Petrus Regout in zijn aardewerkfabrieken in Maastricht al werk aan duizenden arbeiders. Hij werd schatrijk, maar kreeg nooit de erkenning die hij zocht. De slechte arbeidsomstandigheden in zijn bedrijven vormen nog steeds een smet op zijn reputatie.

‘Geef mij twaalf man als Regout en wij winnen in ons land de hele Belgische industrie terug, die door de afscheiding verloren is gegaan,’ zei koning Willem II in 1840. Die loftuitingen klonken de Maastrichtse ondernemer over wie het ging als muziek in de oren. Behalve op winst aasde Petrus Regout voortdurend op erkenning, liefst in de vorm van verheffing in de adelstand.

Voor foto’s en schilderijen poseerde hij in gala-uniformen met zijn belangrijkste onderscheidingen blinkend op zijn borst. Zijn kasteel Groot Vaeshartelt en het bijbehorende park voorzag hij van vorstelijke allure. De zestig fonteinen en cascades die er te zien waren, werden aangedreven door een stoommachine. Vanwege het formaat van sommige beelden konden in hun voetstukken bedienden wonen. Naast Vaeshartelt had Regout nog meer landgoederen. Volgens hem vertegenwoordigden zijn buitens samen een waarde van ‘zes ton gouds’.

Soms leek het erop alsof hij tot de hoogste kringen behoorde. Bij een bezoek van koning Willem II mocht hij meerijden in de erewacht.

Portret Petrus Regout als militair (album P Regout, 1860-70).jpg

Maar de zo felbegeerde titel bleef uit. Zelfs de elite van zijn eigen Maastricht moest hem niet. Ze bleven hem beschouwen als een parvenu. De ‘pottenkoning’ was op z’n best een ‘schoorsteenaristocraat’ – terwijl hij van het ietwat ingeslapen garnizoensstadje toch een dynamisch industrieel centrum had gemaakt. Of, zoals zoon Eugène Regout het zei: ‘Als niet door de energie van mijn vader fabrieken in Maastricht waren opgericht, dan zou men eens zien wat voor armzalig plaatsje Maastricht zou wezen.’

Noodgedwongen industrieel
Petrus was – geboren in 1801– letterlijk een kind van de nieuwe eeuw. Hij werd vernoemd naar zijn vader. Die importeerde met zijn echtgenote Maria via hun groothandel met succes Engels aardewerk en Frans kristal en porselein. In een winkel in Maastricht verkochten ze die waren ook zelf. Toen de jonge Petrus veertien jaar oud was, overleed zijn vader. Hij moest noodgedwongen van school af en de winkel in. Daar leerde hij snel. Na zijn achttiende verlegde hij zijn aandacht naar de groothandel en de bijbehorende importen. Door een huwelijk in 1825 met Maria Allegonda Hoeberechts, afkomstig uit een hoedenmakersgeslacht, verzekerde hij zich van een vrouw met zakelijk instinct aan zijn zijde.

In 1827 begon hij een glasslijpersatelier. Een deel van zijn woning aan de Maastrichtse Boschstraat verschafte deze kleine nijverheid onderdak. 

In aardewerk bleek Regout het meest succesvol. Als beginnend fabrikant legde hij zich noodgedwongen toe op goedkope, in vergelijking met veel rivaliserende ondernemingen nog inferieure producten. In later jaren huurde hij buitenlandse vaklieden in en wist dankzij hun kennis kwaliteitsslagen te maken. Zo kon hij de concurrentie aan met het prestigieuze Wedgwood-servies. Met een groeiende middenklasse lag een lucratieve markt voor het Maastrichtse bedrijf open. Op het moment dat deze klanten toe waren aan luxeproducten als wasbakken en toiletten kon Regout ze daaraan helpen.

Gunstige prijzen


Hoe groot Regouts bedrijvenconglomeraat ook groeide, hij bleef de handelaar die al heel jong had leren kopen en verkopen. Hij reisde hoogstpersoonlijk naar verre buitenlanden om nieuwe markten voor zijn producten aan te boren. Angst voor risico’s leek bij hem welhaast te ontbreken. Als andere ondernemers in slechte tijden hun initiatieven even opschortten, bleef Regout gewoon doorwerken. Hij vertrouwde erop dat de economie wel weer zou aantrekken en liet producten voorlopig opslaan. Als het zover was, kon hij zijn spullen tegen gunstige prijzen verkopen, omdat hij in de periodes van malaise relatief weinig voor de grondstoffen had betaald.

‘Schoorsteenaristocraat’ 

Regout was niet alleen de eerste echte industrieel van Nederland, maar op zijn 65ste ook de grootste private werkgever van Nederland. Tweeduizend mannen, vrouwen, jongens en meisjes verdienden hun centen in zijn dienst. Terwijl in een groot deel van het land de industrialisatie nog echt op gang moest komen, was die in Maastricht al begonnen. Er stonden nog meer fabrieken. In 1887 – negen jaar na de dood van Petrus – werkten alleen al bij de firma Regout 3200 mensen. Vlak voor de Eerste Wereldoorlog zou het hoogtepunt worden bereikt met zo’n 7000 medewerkers.

PETRUS REGOUT | MUIZENEST

Sphinx stond aan de basis van de industriële revolutie | VNO-NCW

Regout voorziet zijn kasteel Groot Vaeshartelt van vorstelijke allure. De zestig fonteinen en cascades in het kasteelpark worden aangedreven door een stoommachine:

Ongeduld en eigenwaan?


In zijn eigen stad stuitte Regout, vond hijzelf, steeds op welhaast georganiseerde weerstand. Het hoogst liepen de gemoederen op in de jaren vijftig van de negentiende eeuw. Regout startte een gasfabriek om zijn bedrijven te kunnen verlichten en rekende erop dat hij ook het net van de stad voor de verlichting van straten en huizen mocht aanleggen. Maar de plaatselijke raad besloot dat de gemeente daar zelf voor moest zorgen. Anders zou er sprake zijn van een ‘overgave aan den heer Regout’, meende het liberale raadslid Hubert Pijls, die later lange tijd burgemeester van Maastricht zou zijn.

Viel al dat verzet te verklaren door afgunst? Konden andere vooraanstaande burgers zijn successen maar moeilijk verkroppen? Of waren ze simpelweg beducht voor een alleenheerschappij van de industrieel? Sommigen vonden hem in elk geval een moeilijke man. Wat Regout zag als ondernemingszin en wilskracht, hielden anderen voor ongeduld en eigenwaan.

Dankzij buitenlandse kennis – Regout concurreert met het prestigieuze Wedgwood-servies

Ook landelijk verloor hij steun. Regout raakte gebrouilleerd met de liberale politicus Johan Rudolph Thorbecke, die zijn zetel ooit verwierf dankzij Maastricht en omstreken. De fabrikant publiceerde de brochure Wat heeft Limburg voor den Heer Thorbecke gedaan en wat heeft de Heer Thorbecke voor Limburg gedaan?. Het antwoord lag al een beetje in de tweede helft van de titel besloten. Thorbecke schreef op zijn beurt aan Hubert Pijls: ‘De Heer R. schijnt mij op den geheel verkeerden weg. Zijne hartstogtelijke berekeningen van eigenbaat maken hem voor elk groot, algemeen belang ongevoelig.’

Afstompend werk


De manier waarop Regout met zijn personeel omging raakte omstreden. Echte vaklui – niet zelden afkomstig uit het buitenland – kregen heel behoorlijke salarissen, maar de normale arbeiders werden karig bedeeld. De fabrikant profiteerde daarbij van de armoe en de hoge werkloosheid in de regio. Het aanbod aan arbeiders oversteeg de vraag. Velen van hen woonden in de directe omgeving van de onderneming in oude, overvolle krotten, waar de hygiëne ver te zoeken was.

Tijdens zijn leven ondervond Regouts optreden de meeste weerstand van de Maastrichtse kapelaan Jan Hendrik Wijnen. Terwijl de rest van de geestelijkheid in de stad de fabrikant weinig in de weg legde, voer deze zielenherder uit tegen met name de kinderarbeid: ‘Een invretende kanker knaagt aan den boezem van het opkomende geslacht. Schrikwekkend zijn de verwoestingen, welke door den fabrieksarbeid onder de jeugdige personen en kinderen worden aangericht.’

Het werk stompte de mensen af, vond de kapelaan. ‘Ruw en onbeschaafd, met bekrompen geestesvermogens, hebben die ongelukkigen veel gelijkenis met de half-wilde bewoners van de bosschen en de prairieën in Amerika. Bij sommigen is het verstand en geheugen zóó bekrompen, dat hun toestand aan idiotisme grenst en men bij onderricht schier den moed zou verliezen om hun het noodzakelijke te leeren.’

Lage lonen – Regout profiteert van de armoe en de hoge werkloosheid

Regout was evenwel niet een en al hardvochtigheid. Om de leefomstandigheden van zijn personeel te verbeteren liet hij een woonkazerne neerzetten. Als de gemeente hem vrijstelling zou geven, wilde hij er nog meer realiseren. Maastricht honoreerde dat verzoek niet. Regout zorgde voor een ziekenkas en enige mate van hulp aan weduwen en wezen. Het bedrijf betaalde er zelf aan mee, maar de belangrijkste financier was de boetepot van het personeel zelf.

In feite leek de paternalistische Regout veel op andere ondernemers van zijn tijd. In sommige opzichten was hij zelfs ietsje ruimhartiger. De werktijden bij zijn fabriek waren bijvoorbeeld lang, maar minder extreem dan bij veel andere bedrijven.
Het waren zijn zonen, met name Pierre, die hun vaders naam na zijn dood in 1878 voor lang met zeer kwalijke praktijken verbonden. In een tijd waarin het sociale vraagstuk steeds meer aandacht opeiste, bleven ze volharden in ouderwetse praktijken. Ze stonden daar helemaal achter, bleek toen Pierre Regout in 1887 in Den Haag moest getuigen voor de parlementaire enquêtecommissie naar kinderarbeid en arbeidsomstandigheden.


Gevoelloos verklaarde hij dat het soms nu eenmaal een kwestie van het lot was. ‘Alle menschen zijn in de wereld niet even gelukkig; de een heeft het harder dan de ander.’ Bedrijfsprocessen hadden wat hem betreft iets onvermijdelijks: ‘Ik zeg niet, dat het in de fabriek werken zoo gezond is als des zomers te Scheveningen of des winters te Nizza [Nice, red.], maar het is een noodzakelijk kwaad; het is niet anders mogelijk.’ Nachtwerk voor jongens vanaf twaalf jaar moest kunnen, vond deze Regout: ‘Overdag kunnen zij slapen. Studenten gaan ook wel eens niet naar bed zonder ziek te worden.’

Dit geruchtmakende verhoor stond de verdere ontwikkeling van het bedrijf niet in de weg.

Vanaf 1899 heette het De Sphinx v/h Petrus Regout & Co. In 1959, bij het 125-jarig bestaan van de onderneming, volgde het soort erkenning waarop de oprichter altijd had gehoopt: het kreeg het predicaat ‘Koninklijke’.

In 1974 kwam de Koninklijke Sphinx in Britse handen. Na een fusie met een Zweedse concurrent nam het Finse Sanitec het bedrijf in 1999 over. In 2007 verkaste Sphinx van de oorspronkelijke plek aan de rand van de Maastrichtse binnenstad naar een nieuw onderkomen op het industrieterrein Beatrixhaven. In 2009 besloot Sanitec tot ieders verbazing alle productie uit Nederland weg te halen. De merknaam Sphinx verdwijnt dit jaar van de markt.



Praalwagen met standbeeld Petrus Regout, 1905.jpg

Praalwagen met standbeeld van Petrus Regout in historische optocht (Boschstraat, 1905)

Op onze website te vinden:

bord geel met oranje rand:

Herdenkingbeker geboorte Beatrix

Puddingvorm op schotel geel

schaal Royal Sphinx Regout

Firma Petrus Regout, Maastricht
Back to blog